Wet Melding Collectief Ontslag
Als er bij een bedrijf binnen drie maanden twintig of meer werknemers
worden ontslagen heet dit collectief ontslag en hiervoor geldt de Wet
melding collectief ontslag (WMCO).
WET van 24 maart 1976, houdende regelen inzake melding van collectief
ontslag
WIJ JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is werkgevers
die voornemens zijn tot collectief ontslag van werknemers over te gaan,
te verplichten dit te melden; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord,
en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan,
gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
§ 1. Algemene bepalingen
Artikel 1
In deze wet wordt verstaan onder:
a. Onze Minister, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
b. werkgever en werknemer: partijen bij een arbeidsovereenkomst als bedoeld
in artikel 610, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
c. bevoegd gezag: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd
in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
dan wel een organisatie uit het bedrijfsleven waaraan door Onze Minister
op grond van artikel 32 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen
1945 de bevoegdheid tot het verlenen van toestemming krachtens artikel
6, eerste lid, van dat Besluit is overgedragen.
d. werkgebied: een door Onze Minister vastgesteld gebied.
Artikel 2
1. Deze wet is niet van toepassing op het doen eindigen van een dienstbetrekking:
a. waarvoor geen toestemming van het bevoegd gezag vereist is; b. uitsluitend
om redenen die de persoon van de werknemer betreffen.
2. Deze wet is voorts niet van toepassing op het doen eindigen van dienstbetrekkingen
wegens het aflopen van de seizoenarbeid voor het verrichten waarvan zij
werden aangegaan. Onze Minister kan arbeid aanwijzen, die voor de toepassing
van de vorige volzin in ieder geval als seizoenarbeid wordt beschouwd.
Een zodanige aanwijzing wordt in de Nederlandse Staatscourant bekend gemaakt.
3. In afwijking van het eerste lid zijn de artikelen 3 en 4, eerste en
tweede lid van deze wet tevens van toepassing op het doen eindigen van
dienstbetrekkingen ten gevolge van faillissement van de werkgever of toepassing
ten aanzien van hem van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen.
§ 2. Verplichting tot melding collectief ontslag
Artikel 3
1. Een werkgever die voornemens is de dienstbetrekkingen van ten minste
twintig werknemers, werkzaam in één werkgebied, op een of meer binnen
een tijdvak van drie maanden gelegen tijdstippen te doen eindigen, meldt
dit ter tijdige raadpleging schriftelijk aan de belanghebbende verenigingen
van werknemers. Een gelijke schriftelijke melding doet hij aan het bevoegd
gezag; in geval van faillissement alleen op verzoek van het bevoegd gezag.
2. Voor de berekening van het in het eerste lid bedoelde aantal werknemers
wordt met de in dat lid bedoelde wijze van beëindiging van de dienstbetrekking
gelijk gesteld een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst als
bedoeld in artikel 685 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, ingediend
door de werkgever om een of meer redenen die geen betrekking hebben op
de persoon van de werknemer, op voorwaarde dat het aantal ingediende verzoeken
gelijk is aan of hoger is dan vijf.
3. De raadpleging, bedoeld in het eerste lid, heeft ten minste betrekking
op de mogelijkheden om de collectieve ontslagen te voorkomen of in aantal
te verminderen alsook op de mogelijkheid de gevolgen ervan te verzachten,
door het nemen van sociale begeleidingsmaatregelen, meer bepaald om bij
te dragen tot de herplaatsing of de omscholing van de ontslagen werknemers.
4. Als belanghebbende vereniging van werknemers wordt beschouwd een vereniging
van werknemers, die in de onderneming werkzame personen onder haar leden
telt, krachtens haar statuten ten doel heeft de belangen van haar leden
als werknemers te behartigen, als zodanig in de betrokken onderneming
of bedrijfstak werkzaam is, voorts ten minste twee jaar in het bezit is
van rechtspersoonlijkheid en als zodanig aan de werkgever bekend is. Deze
bekendheid wordt verondersteld, indien de vereniging aan de werkgever
schriftelijk heeft te kennen gegeven dat zij prijs stelt op meldingen
van voornemens als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 4
1. De werkgever doet bij de meldingen, bedoeld in artikel 3, eerste lid,
opgave van de overwegingen die tot het daar bedoelde voornemen hebben
geleid.
2. De werkgever doet bij de meldingen voorts zo nauwkeurig mogelijk opgave
van:
a. het aantal werknemers wier dienstbetrekkingen hij voornemens is te
doen eindigen, met een onderverdeling naar beroep of functie, leeftijd
en geslacht, alsmede het aantal werknemers dat hij gewoonlijk in dienst
heeft;
b. het tijdstip of de tijdstippen waarop hij de dienstbetrekkingen volgens
zijn voornemen zal doen eindigen.
c. de criteria die aangelegd zullen worden bij het selecteren van de voor
ontslag in aanmerking komende werknemers;
d. de wijze van berekening van eventuele afvloeiingsuitkeringen.
3. De werkgever doet de melding aan het bevoegd gezag vergezeld gaan van
een afschrift van de melding aan de belanghebbende verenigingen van werknemers.
Hij zendt aan deze verenigingen een afschrift van de melding aan het bevoegd
gezag.
4. Ten slotte geeft de werkgever bij de melding aan het bevoegd gezag
op:
a. of voor de onderneming waarin de betrokken werknemers werkzaam zijn,
een ondernemingsraad is ingesteld;
b. of het voornemen van de werkgever verband houdt met een besluit als
bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Wet op de ondernemingsraden;
en zo ja,
c. het tijdstip waarop de ondernemingsraad over het betrokken besluit
is of zal worden geraadpleegd, dan wel daarvan in kennis gesteld en geraadpleegd
over de uitvoering daarvan.
5. De werkgever houdt het bevoegd gezag op de hoogte van de raadpleging
van de belanghebbende verenigingen van werknemers en van de ondernemingsraad.
Artikel 5
Indien bij een melding aan het bevoegd gezag de ingevolge artikel 4, eerste
t/m vierde lid vereiste gegevens niet volledig zijn verstrekt, zendt het
bevoegd gezag aan de werkgever een schriftelijke mededeling, aangevende
welke gegevens nog ontbreken. Zolang de ontbrekende gegevens niet zijn
verstrekt, wordt de melding geacht niet te zijn gedaan.
Artikel 6
1. Het bevoegd gezag neemt verzoeken om toestemming tot het doen eindigen
van de dienstbetrekkingen van werknemers ter uitvoering van een voornemen
als bedoeld in artikel 3, eerste lid, niet eerder in behandeling dan een
maand nadat dat voornemen is gemeld zoals bedoeld in de artikelen 3-5.
2. Indien uit de melding blijkt, dat de ondernemingsraad van de betrokken
onderneming alsnog geraadpleegd dient te worden of indien de belanghebbende
verenigingen van werknemers door de werkgever nog niet voor het plegen
van overleg zijn uitgenodigd, neemt het bevoegd gezag de in het eerste
lid bedoelde verzoeken niet eerder in behandeling dan nadat aan dit gezag
gebleken is dat die raadpleging heeft plaatsgevonden, onderscheidenlijk
dat die uitnodiging is gedaan.
3. Het bevoegd gezag kan het eerste en het tweede lid ten aanzien van
daar bedoelde verzoeken buiten toepassing laten, indien die toepassing
de herplaatsing van de met het ontslag bedreigde werknemers of de werkgelegenheid
van de overige werknemers in de betrokken onderneming in gevaar zou brengen.
4. Een besluit tot het buiten toepassing laten van het eerste en tweede
lid behoeft de goedkeuring van Onze Minister. De goedkeuring kan slechts
worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 6a
Indien de melding wordt ondersteund door een verklaring van de belanghebbende
verenigingen van werknemers dat zij zijn geraadpleegd en dat zij zich
ermee kunnen verenigen, kunnen de verzoeken onmiddellijk in behandeling
worden genomen.
§ 3. Gevolgen van niet-naleving meldingsplicht
Artikel 7
1. Zodra het bevoegd gezag heeft vastgesteld dat een werkgever binnen
een tijdvak van drie maanden heeft verzocht om toestemming tot het doen
eindigen van de dienstbetrekkingen van ten minste twintig werknemers zonder
dat die werkgever een die werknemers omvattende melding als bedoeld in
artikel 3, eerste lid, heeft gedaan, neemt het bevoegd gezag de verzoeken
waarop het nog niet heeft beslist niet of niet verder in behandeling.
Van de toepassing van de vorige volzin doet het bevoegd gezag schriftelijk
mededeling aan de werkgever.
2. De werkgever wordt alsdan geacht voornemens te zijn de dienstbetrekkingen
van de in het eerste lid bedoelde werknemers binnen een tijdvak van drie
maanden te doen eindigen.
3. De behandeling van de verzoeken waarop nog niet is beslist, wordt niet
eerder aangevangen of voortgezet dan twee maanden nadat de werkgever overeenkomstig
de artikelen 3-5 een melding heeft gedaan welke alle in het eerste lid
bedoelde werknemers omvat.
4. Artikel 6, tweede, derde en vierde lid, en artikel 6a zijn van overeenkomstige
toepassing.
§ 4. Slotbepalingen
Artikel 8
Ieder die uit hoofde van zijn functie bij een vereniging van werknemers
of in een commissie die het bevoegd gezag van advies dient, kennis neemt
van een melding als bedoeld in artikel 3, eerste lid is verplicht tot
geheimhouding van deze melding en van de inhoud daarvan, indien de werkgever
dit bij die melding, onder opgave van redenen, uitdrukkelijk heeft verzocht.
Deze verplichting vervalt zodra de verzoeken om toestemming tot ontslag
in behandeling worden genomen, dan wel zoveel eerder als daaromtrent overeenstemming
wordt bereikt tussen de werkgever en de verenigingen van werknemers aan
welke de melding is gedaan.
Artikel 9
1. Deze wet kan worden aangehaald als: Wet melding collectief ontslag.
2. Zij treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en
dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren,
wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 24 maart 1976
JULIANA
De Minister van Sociale Zaken, Boersma
Uitgegeven de zevenentwintigste april 1976
De Minister van Justitie a.i.,
De Gaay Fortman
Zie ook : Ontslag, wat nu?

|